Alle berichten door Rein

Eens ging de zee hier tekeer

Het dichten van de Afsluitdijk (1932) en de inrichting van de nieuwe Zuiderzeepolders kregen landelijk veel aandacht. Men geloofde in de vooruitgang en de focus lag op het nieuwe land. De plannen kwamen uit de koker van ingenieur Cornelis Lely, die de realisering van zijn levenswerk zelf niet meer meemaakte. Hij overleed in 1929. Voor de vissersfamilies uit de pittoreske Zuiderzeestadjes hadden de Zuiderzeewerken grote gevolgen. Er stroomde geen zout water meer in de Zuiderzee, het werkgebied werd kleiner en gemakkelijk uitvaren naar de Noordzee was er niet meer bij. De afsluiting had tot gevolg dat langs de boorden van de Zuiderzee duizenden gezinnen brodeloos werden.

De maakbaarheid die Nederland nastreefde , leek eerder te kunnen bewerkstelligd op de schone lei die de IJsselmeerpolders representeerden dan in de historische havenkommen van de Zuiderzee plaatsen. In de samengeknepen ogen van de vissersmannen gloorde niet de toekomst. Ze weerspiegelden het verleden.

Inderdaad, Eva Vriend kan schrijven! Eens ging de zee hier tekeer is een verhaal over eerlijke, hardwerkende mensen met veel gemeenschapszin, die geloofden in een toekomst in de visserij. Het leven en lot van deze kustbewoners was door het dichten van de Afsluitdijk met elkaar verbonden. Veel vissers waren door alle veranderingen genoodzaakt een beroep doen op de Zuiderzeesteunwet. Ze moesten zich laten omscholen en gingen op zoek naar ander werk. Aan de hand van vier families uit Wieringen, Volendam, Spakenburg en Urk vertelt de schrijver deze vaderlandse geschiedenis. Het is de rode draad in het boek, waarin ook andere families en verhalen aan bod komen.

Eva vriend is geboren en getogen in Luttelgeest en schreef in 2013 Het nieuwe land dat over de inpoldering van de toenmalige Noordoostpolder gaat. Voor Eens ging de zee hier tekeer dook de historica de archieven in, organiseerde vertelcafés en interviewde niet minder dan 100 mensen. Feiten en verhalen wisselen elkaar in hoog tempo af. De kracht van de schrijver is dat ze oprecht geïnteresseerd is in gewone mensen. Hoe brachten ze hun tijd door, wat waren hun problemen en wat was hun perspectief. Vooral de passages waarin ze beschrijft hoe de kotters op de Noordzee in zwaar weer terechtkomen zijn zowel meesterlijk als aangrijpend. Niets dan lof over dit grote verhaal, dat als geschiedenisboek in romanvorm is opgeschreven. Wel raak je zo nu en dan verstrikt in de vele personages met hun bijnamen, die worden opgevoerd.

Het is niet verwonderlijk dat dit kloeke werk de shortlist van de Libris Geschiedenis Prijs 2020 heeft bereikt. Het verhaal van de Zuiderzee en haar kust bewoners is een fascinerende geschiedschrijving. Ook als luisterboek te downloaden bij de bibliotheek.

‘In zekere zin ben ik onsterfelijk’

Johan Cruijff was mijn jeugdidool. Begin jaren ’80 heb ik hem een keer in levende lijve gezien in de wedstrijd PEC Zwolle- Ajax. Cruijff was vooral verbaal aanwezig en gaf voortdurend aanwijzingen. Twee keer leverde hij een voorzet af waaruit werd gescoord. Daarna hield de maestro het voor gezien en liet zich wisselen. Hij zat tenslotte in de nadagen van zijn carrière.

Over Johan Cruijff (1947 – 2016) zijn de nodige boeken verschenen. Auke Kok, één van de beste non-fictieauteurs van dit moment, schreef dé biografie over de legendarische nummer 14. Hij raadpleegde hiervoor minstens 160 interviews met vriend en vijand. Wanneer we het inlegvel met rectificatie -dat op last van de rechter is toegevoegd en de verkoop van het boek enorm opstuwde- meerekenen, telt het boek 640 bladzijden. Cruijff zou jaarlijks een miljoen euro ontvangen van zijn stichting, maar de auteur kon dit, ondanks raadpleging van drie onafhankelijke bronnen, niet voldoende waarmaken.

Het begint allemaal met de kleine Johan die opgroeit in Betondorp (Amsterdam) en nog maar twaalf jaar is als hij zijn vader verliest. Een dramatische gebeurtenis die bepalend is geweest voor zijn latere leven. Op de laatste bladzijden lezen we –vlak voordat Cruijff zelf op 68-jarige leeftijd komt te overlijden- over de ontmoeting die de beste Nederlandse voetballer ooit organiseert met Max Verstappen, de Formule 1 coureur voor wie hij grote bewondering koestert. In de tussenliggende periode gebeurt veel, heel veel.

Het levensverhaal van Cruijff gaat over een volksjongen die uitgroeit tot een mondiaal fenomeen. Een weergaloze voetballer, maar wel altijd gelazer, vaak over geld. Zijn sterke persoonlijkheid moest je in z’n geheel accepteren anders leefde je op voet van oorlog. Want Cruijff had altijd gelijk. Met Rinus Michels ontwikkelde hij een haat-liefde-verhouding. De generaal noemde hem zelfs een psychopaat. De trainer Cruijff krijgt relatief gezien de minste aandacht in het boek, maar kennelijk kwam de deadline van het manuscript in zicht. Cruijff als familieman valt enigszins van zijn voetstuk als blijkt dat hij tijdens de trainingskampen van Barcelona in Drenthe het damesgezelschap niet schuwt. Hij blijkt ook gewoon een mens van vlees en bloed… Doet het vermelden van dit feit afbreuk aan de mythevorming rond het fenomeen Cruijff? De schrijver vindt van niet, want het boek is niet bedoeld als hagiografie, doch slechts als levensbeschrijving.

Wat mij na lezing van deze monumentale biografie vooral bijblijft is dat Cruijff een leven lang werd nagejaagd door bestuurders, zakenmensen, media, voetballers, supporters etc. Ze moesten allemaal iets van hem. Je vraagt je werkelijk af waar hij de energie vandaan haalde dit aan te kunnen. Auke Kok heeft het allemaal prachtig opgeschreven. Om met een bekende Nederlandse Volksschrijver te spreken; dit boek maakt alle boeken overbodig, behalve het telefoonboek en De Heilige Schrift.

 

Een doodgewone jongen uit Utrecht

Hij is niet iemand die graag in het middelpunt van de belangstelling staat en heeft aan het geven van interviews een broertje dood. Ook laat de geboren Utrechter nooit het achterste van zijn tong zien. Met het verschijnen van de autobiografie Basta is daar een einde aan gekomen. De lezer krijgt het complete verhaal voorgeschoteld: rauw, eerlijk, openhartig en onthullend. Niemand wordt gespaard.

Door de weinig harmonieuze gezinssituatie grijpt Marco van Basten de voetballerij aan om het ouderlijk huis zo snel mogelijk te ontvluchten. Zijn ouders hebben een slecht huwelijk en de dominante vader heeft geen oog voor de andere kinderen in het gezin. Misschien dat hier zijn sterke focus om de beste voetballer van de wereld te worden, is geworteld.

Met enige overdrijving kun je zeggen dat de enkel het hoofdpersonage van het boek is geworden; het is in ieder geval de leidraad. Een onschuldige overtreding in de wedstrijd tegen FC Groningen leidt sluipenderwijs het einde van zijn voetbalcarrière in. Op slechts 28-jarige leeftijd wordt de voetballer Van Basten ten grave gedragen; als mens moet hij door.

Veel ruimte is er ingeruimd voor Johan Cruijff. Wat aanvankelijk zijn idool is en later zijn medespeler en trainer wordt uiteindelijk een goede vriend. De heren raken gebrouilleerd en Cruijff overlijdt in 2016. Toch wordt de vriendschap postuum weer enigszins hersteld. Het is één van de aangrijpendste passages uit het boek. Opvallend genoeg komen Ruud Gullit en Frank Rijkaart, zijn makkers bij AC Milaan, nauwelijks in het verhaal voor. Vol lof en weinig kritisch is Van Basten over de omstreden mediamagnaat Silvio Berlusconi. Deze puissant rijke zakenman is eigenaar van AC Milaan en zorgt voor een vorstelijk salaris. Door verkeerde beleggingen slinkt het miljoenenvermogen van de Milanese spits met bijna de helft, juist op het moment dat de Italiaanse fiscus bij hem aanklopt.

De meeste mensen kennen Marco van Basten slechts als de gevierde voetballer die successen heeft behaald met Ajax, AC Milan en het Nederlands Elftal, maar een lofzang op deze prachtige voetballer is het boek  nadrukkelijk niet geworden. Uitgebreid vertelt Van Basten over zijn faalangst, spanningen en depressies, maar ook over zijn weinig geslaagde trainerscarrière. Persoonlijke ontwikkeling neemt een belangrijke plaats in. Hij werkt keihard aan zichzelf, kan meedogenloos zijn en doet aan zelfreflectie. Ik ben de beste, op mijzelf na is één van zijn gevleugelde uitspraken. Deze autobiografie is ook voor de niet voetballiefhebber interessant om te lezen.

Basta gaat over een doodgewone jongen uit Utrecht die toevallig aardig tegen een balletje kon trappen, maar aan wie het circus rondom het voetbal niet is besteed. Door alle tegenslagen in zijn leven is hij –naar eigen zeggen- een prettiger mens geworden.

 

Dit is een goed stel hoor

Blijven hangen in het verleden raadt de schrijver niemand aan, maar zo nu en dan even omkijken kan een genoegen zijn. In Dit is een goed stel hoor blikt sportjournalist Theo Reitsma terug op 50 jaar sportgeschiedenis. Hij doet dit aan de hand van anekdotes en opvallende ervaringen van voornamelijk Nederlandse sporters op evenementen waar hij zelf nauw bij betrokken was.

Boek Theo ReitsmaTheo Reitsma werd veelal gezien als de beste commentator. Hij was in ieder geval mijn favoriete sportverslaggever. Uitstekend voorbereid,  nieuwsgierig en beschikkend over een arendsoog. Met liefde voor de sporten die hij volgde: voetbal, atletiek, honkbal en boksen. In dienst van de kijker zag hij het commentaar puur als ondersteuning van het beeld, zonder opsmuk en tierelantijnen en vooral niet om zelf de eerste viool te spelen. Slechts een enkele keer ging hij uit zijn dak; toen Marco van Basten in de finale van het  EK ’88 een prachtig doelpunt maakte:

GOED, OOHHH WAT EEN GOAL! WAT EEN SCHITTEREND DOELPUNT ZEG. JA, NIET TEGELOVEN ZOALS IE DIE BAL UIT DE LUCHT OPPAKT IN DIE HOEK DAAR. NIET TE GELOVEN WAT EEN WEERGALOOS DOELPUNT!

Of toen Ellen van Langen de 800 meter won op de Olympische Spelen van Barcelona ‘92. Sommige uitspraken zijn historisch geworden en komen in het boek terug. Op het WK voetbal van 1986 waren er nog niet zoveel camera’s en er was nog geen VAR. Maradona scoorde tegen Engeland en Reitsma riep resoluut; “En ik zeg hands”. Hij zat in de nok van een groot stadion, maar had het als een van de weinigen bij het rechte eind. Maradona beweerde later dat hij met de hand van God had gescoord.

Reitsma toont in het boek interesse voor de mens achter de sporter en heeft oog voor de politieke situaties, zoals de aanslag van de Palestijnen op de Israëlisch (Olympische Spelen München 1972) en de dwaze moeders tijdens het totalitaire regime van generaal Videla in Argentinië  (WK voetbal 1978). Ook krijgt de lezer een kijkje in de keuken van de sportredactie van de NOS. Met de afgeronde verhalen levert Reitsma vakwerk zoals we dat van hem gewend zijn. De titel van het boek verwijst naar het Europees Kampioenschap ‘88 waarop het winnende Nederlands Elftal op een bankje een feestje viert en Reitsma opmerkt: “Dit is een goed stel hoor”.

Na een gedegen HBS-B opleiding ontwikkelt Reitsma zich bij verschillende dagbladen in de (sport)journalistiek. Vanaf 1969 wordt Studio Sport zijn werkterrein met voetbal en atletiek als specialiteiten. Toch heeft honkbal zijn grote voorliefde en hij beleeft zijn ‘finest hour’ als het Nederlands honkbalteam het niet te kloppen Cuba een nederlaag toebrengt op de Olympische Spelen 2000  in Sydney. Na zijn carrière wordt Reitsma voorzitter van de Nederlandse honk- en softbal bond als waardering voor al zijn inspanningen en om de sport smoel te geven. In 2004 ontvangt hij de ere Nipkowschijf voor zijn hele oeuvre.

Duister hoofdstuk uit de Amerikaanse geschiedenis

De nieuwste roman van Colson Whitehead is een op ware gebeurtenissen gebaseerd verhaal dat zich afspeelt in de vroege jaren zestig ten tijde van de Jim Craw-rassenwetten in de Zuid-Amerikaanse staat Florida. Elwood Curtis, de zwarte hoofdpersoon in De jongens van Nickel, is zes wanneer zijn ouders hem in de steek laten. Voor hem is dat het moment waarop hij zich van de wereld bewust wordt. Hij groeit op bij zijn oma, haalt goede cijfers op school en besluit te gaan studeren. De grijs gedraaide langspeelplaat met speeches van dr. Maarten Luther King, vormt een bron van inspiratie:

Er zijn grote krachten die de Neger eronder willen houden, zoals de Jim Crow-wetten, en er zijn kleinere krachten die je eronder willen houden, zoals andere mensen, en tegenover al die krachten, de grote en de kleine, moet je je weerbaar opstellen en je gevoel voor eigenwaarde bewaren.

Een lift naar zijn nieuwe hogeschool wordt Elwood fataal.  Na een onterechte beschuldigd van diefstal  belandt hij op de Nickel Academy, een tuchtschool waar zwarte jongens aan het sadisme van hun witte bewakers zijn overgeleverd. Marteling, misbruik en corruptie zijn aan de orde van de dag. Voor hem is er nog maar één houvast, zijn vriend Turner, die net als hij wil ontsnappen uit deze gruwelkamer.

Colson Whitehead is een echte storyteller. Hij neemt de lezer mee in een mensonterend verhaal dat het voorstellingsvermogen te boven gaat. De ontknoping kan met een gerust hart schokkend worden genoemd. De schrijver toont weinig emotie en presenteert de gebeurtenissen als koele feiten. Dat hij de neiging heeft uit te weiden over allerlei randzaken die nauwelijks iets toevoegen aan het eigenlijke verhaal mag ook als een minpuntje worden beschouwd, maar doen geen werkelijke afbreuk aan deze roman.

Oud-president Barack Obama noemt dit boek een must read en de Volkskrant kent vijf sterren toe. Voor dit duistere hoofdstuk uit de Amerikaanse geschiedenis en voor racisme in het algemeen mag onze aandacht nooit verslappen.

Colson Whitehead is een gevierd auteur in de Verenigde Staten en reist de wereld over om zijn werk te promoten. Zijn vorige boek, De ondergrondse spoorweg gaat over slavernij en werd bekroond met de National Book Award.

“In het eeuwige strijdgewoel van man en vrouw ben ik een onnozele”.

Van schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer, die binnenkort 80 jaar wordt, is Canaille -het derde deel in de Odyssee serie- verschenen. De cyclus begint met Fernweh over de familiegeschiedenis van zijn ouders en Loes Hamel, de liefde van zijn leven staat centraal in Sirenen (deel twee). De boeken zijn goed afzonderlijk van elkaar te lezen.

We schrijven 1967, het is een chaotische tijd en de relatie met top mannequin Loes Hamel loopt op haar laatste benen. Jan Cremer besluit het vaderland achter zich te laten en zijn geluk in de Verenigde Staten te beproeven. Hij strijkt neer op Cape God, een schiereiland in de Staat Massachusetts, waar de gemeenschapszin nog zeer hecht is. Aan vrouwelijk schoon geen gebrek, de ik-figuur wisselt de relaties met zijn geliefden net zo makkelijk in als een klant de volle spaarkaart bij de plaatselijke buurtsuper.

Maar dan wordt het serieus. De hoofdpersoon verovert de adembenemend mooie ballerina Perrine, verbonden aan het New Yorks Ballet en afkomstig uit België. Zij wordt zijn nieuwe liefde en met de komst van dochter Camille lijkt de schrijver gesetteld. Maar geldgebrek en de verleiding door andere vrouwen stelt de relatie zwaar op de proef. Er ontwikkelt zich een enorme machtsstrijd, die prachtig wordt beschreven. Gesteund door de vlotte pen van Jan Cremer wordt de lezer meegesleurd in dit aangrijpende verhaal, waarin de schoonfamilie zich als zijn grootste vijand ontpopt. Ondertussen leert de schrijver de duistere kanten van zijn aanstaande echtgenoot steeds beter kennen.

Was het eerste bezoek van zus Betty al een teken aan de wand, met de eerste blik op mijn toekomstige schoonouders wist ik dat het met Perrine voorbij was, dat ik vrouw en kind kwijt was

Ondanks alle problemen trekt de schrijver de wereld over en blijft hij positief gestemd. Regelmatig hanteert hij de overtreffende trap zoals we dat van hem gewend zijn. Hij heeft al een sigaret in de mond nog voor hij ’s ochtend zijn ogen opent, in het casino jast hij al z’n geld erdoor om vervolgens een dure vakantie naar Scandinavië te boeken en aan de voortdurende verleidingen van een aan hem toegewezen beeldschone literair agente geeft hij niet toe. Prachtig beschreven, maar niet erg geloofwaardig. Toch komt hij ermee weg, want de schrijver heeft de sympathie van de lezer allang gewonnen.

Canaille is nauwelijks een roman te noemen. Het is een onweerstaanbare liefdesgeschiedenis gegoten in een soort dagboekvorm met genummerde hoofdstukken. Cremer hanteert in het boek een vlotte rechttoe-rechtaan-stijl en neemt geen blad voor de mond. Het neerzetten van karakters en de prachtige landschapsbeschrijvingen verraden zijn vakmanschap. Alles wordt met de nodige bravoure aan het papier toevertrouwd, maar als je het boek dichtslaat heeft de stoere macho man toch iets van zijn glans verloren.

 

Serotonine

Wakker worden is het pijnlijkste moment van de dag lezen we op de eerste bladzijde van Serotonine, de nieuwste roman van de Franse schrijver Michel Houellebecq. Om die zware horde te verlichten is het reservoir van zijn koffiezetapparaat de avond tevoren al gevuld met water en het filter met gemalen koffie. Met één druk op de knop is de koffie klaar en wordt het tijd voor een sigaret en een antidepressivum in de vorm van een Captorix-tablet, dat de afscheiding van het gelukshormoon serotonine moet verhogen.

Serotonine is niet wat je noemt een vrolijk boek, al valt er genoeg te lachen. De depressieve ik-figuur is de zesenveertig jarige Florent-Claude Labrouste, het alter-ego van de schrijver. Hij blikt terug op zijn leven en vraagt zich af waar het mis is gegaan. De gestrande relatie met zijn hartsvriendin Camille drukt zwaar op zijn gemoed. Hij is nooit in staat geweest richting te geven aan zijn leven en slikt pillen die zijn libido zwaar hebben aangetast, terwijl het bestaan van vrouwen de enige drijfveer in zijn leven lijkt te zijn. Een tikkeltje vrouwonvriendelijk is de hoofdpersoon wel, voor hem zijn de dames –net als cafeïne en nicotine- vooral een genotmiddel.

Een regelrechte pageturner is Serotonine evenmin. De misantropische hoofdpersoon maakt nauwelijks een ontwikkeling door, klaagt voortdurend over zijn omgeving en is niet in staat enige verandering in zijn leven aan te brengen. Zijn beperkte binding met de buitenwereld kalft gaandeweg steeds verder af.

“Ik reed in een 4×4 diesel –ik had dan misschien niet veel goeds gedaan in mijn leven, ik had toch in elk geval bijgedragen aan de vernietiging van de planeet”.

Toch wil je als lezer weten hoe het verhaal afloopt. Slaagt hij erin het contact met Camille te herstellen, brengt een bezoek aan Ameyric, een vroegere vriend van adellijke komaf, misschien uitkomst? Of worden totale eenzaamheid en vergankelijkheid werkelijk zijn deel? Door de goede schrijfstijl is dit boek een genot om te lezen. De ironische passages zijn talrijk en als lezer vraag je je voortdurend af; meent de schrijver dit nou of word ik op de hak genomen? Houellebecq heeft zo’n mooie pen dat het in feite niet uitmaakt waarover hij schrijft, al mag het hier en daar wel iets minder grof.

Hoeveel leed kan een menselijke ziel verdragen?

Volgens een ongeschreven regel is een boek onleesbaar wanneer het geen goede titel heeft. De boekwinkel voor gebroken harten van Robert Hillman is een prachtig boek en vormt hierop de uitzondering. Maar wat moeten we ons voorstellen bij zo’n titel. Kan iedereen die gedumpt is daar terecht?

Tom Hope runt een boerderij met koeien en schapen op het Australische platteland. Hij is een man van weinig woorden en leidt een betrekkelijk saai leventje. Nog nooit heeft iemand hem het gevoel gegeven dat hij interessant is. De eenzaamheid slaat toe wanneer zijn vrouw Trudy met een simpel briefje op de keukentafel een einde maakt aan hun relatie. Volledig in de ban van haar (nieuwe) liefde voor Jezus Christus staat ze na twee jaar plotseling weer op de stoep. Trudy is zwanger en haar (latere) zoon Peter gaat een belangrijke rol spelen in het boek.

De tweede vrouw die op Tom´s pad komt is de extraverte Hongaarse Jodin Hannah. Ze is ziek van het antisemitische Europa en wil zich in Australië gaan vestigen. Zwaar getraumatiseerd door het leed dat haar in de Tweede Wereldoorlog is aangedaan, arriveert ze in het stadje Hometown, om daar een boekwinkel te beginnen. De vraag is of het echt wat kan worden tussen de bescheiden Tom, die zijn vorige huwelijk en het gemis van ‘stiefzoon’ Peter nog niet goed heeft verwerkt en de ruim tien jaar oudere Hannah met sterk wisselende stemmingen, wiens man en zoon de verschrikkingen van Auschwitz niet hebben overleefd.

“Je hebt mijn zoon vermoord. Ik hoop dat er een hel is en dat jij daarheen gaat”

In een aantal flash backs neemt Hannah de lezer mee naar de jaren ’40-45’. Ze vertelt over haar mensonterende verblijf in het kamp en hoe ze er uiteindelijk in is geslaagd Auschwitz levend te verlaten. Dit gruwelijke oorlogsverhaal geeft het boek de nodige diepgang en is onontbeerlijk om Hannah’s wispelturige gedrag te kunnen begrijpen. Wel is het contrast tussen de beschrijvingen van het mooie Australische landschap en de verschrikkingen in het slavenleger onder leiding van Kampbeul Schubert nogal groot. Een met vaart geschreven, hartverscheurende roman over verdriet en hoop, over het belang van vrijheid en de kracht van liefde om zware tegenslag te overwinnen.

 

 

‘Ik was vijf en wist: wij zijn de vijand’

Pas na de dood van haar vader realiseerde Jolande Withuis zich dat zij hem nooit goed heeft gekend. In het boek Raadselvader is de schrijfster er -na veel onderzoek -in geslaagd een goed beeld te krijgen van het leven van haar vader, Berry Withuis. Met behulp van het BVD-dossier heeft ze zijn levensgeschiedenis gereconstrueerd.

raadselvaderBerry was nog maar 12 jaar toen zijn vader overleed. Voor hem was dat een reden om het streng gereformeerde geloof de rug toe te keren. Later kwam er een nieuw geloof voor in de plaats, de totalitaire heilsleer van het marxisme-leninisme. Als journalist kreeg hij een baan bij dagblad De Waarheid. Vlak na de oorlog was dat de grootste krant van Nederland, maar al spoedig kalfde de oplage van de voormalige verzetskrant af. De communisten hadden weliswaar aan geallieerde zijde dapper meegeholpen om het nazi regime ten val te brengen, maar in  Nederland werd je na de tweede wereldoorlog als CPN-er met de nek aangekeken. Of zoals de schrijfster het zelf formuleert: ‘Ik was vijf en wist: wij zijn de vijand’.

De communistische heilsleer drukte een zware stempel op het gezin en oud-verzetsman Withuis senior werd scherp in de gaten gehouden door de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Hierover werd in het gezin niet gesproken, er werd überhaupt weinig gesproken en zeker niet over gevoelens. Na het vertrek bij de krant werd Withuis schaakjournalist en organiseerde hij simultaans en toernooien. Schaken was voor hem een manier om mensen te ontmoeten zonder daadwerkelijk met hen te communiceren. Te midden van zijn schaakvrienden was hij minder gesloten dan thuis. De laatste ruim 40 jaar van zijn leven heeft hij zich volledig aan het schaken gewijd. Het is een beetje jammer dat de auteur aan deze periode zo weinig aandacht heeft besteed. Schaken was toch zijn lust en zijn leven en zijn belangstelling voor het communisme verdween meer en meer naar de achtergrond.

Toch is Raadselvader een geweldig boek en Jolande Withuis heeft allemaal prachtig opgeschreven. Een boek over een familiegeschiedenis, een levensbeschrijving van haar vader en de rol van het communisme in het Nederland van vlak na de oorlog ineen. En zoals de ondertitel Kind in de Koude Oorlog al aangeeft wordt ook nog eens haar eigen rol en ontwikkeling daarin beschreven. Voorwaar geen eenvoudige opgave!

Pessimisme kun je leren!

Pessimisme kun je leren!Het bedrijfskapitaal van een schrijver bestaat slechts uit een typemachine en –in de zomer- een vliegenmepper. Met  deze zin begon Lévi Weemoedt ooit één van zijn boeken. Hij schreef vooral verhalen en een enkele roman. In de jaren tachtig streed hij met Hans Dorresteijn om de titel droevigste dichter van Nederland. Weemoedt genoot in die periode in literaire kringen een zekere populariteit. Nadat hij in 1992 vanuit de randstad naar Drenthe verhuisde (“Het streekvervoer in Drenthe is kort gezegd aldus: indien er al iets langskomt is het een collectebus”) raakte hij in de vergetelheid en hebben we nog maar weinig van hem vernomen.

Eind vorig jaar dook hij plotseling op in het programma De Wereld Draait Door. Matthijs van Nieuwkerk verkeerde in de veronderstelling dat Lévi Weemoedt,  pseudoniem van Isaäck Jacobus van Wijk,  al dood was en dat dacht de dichter zelf eigenlijk ook. Aanleiding voor zijn komst naar de studio was de pas verschenen dichtbundel Pessimisme kun je leren!, een verzamelbundel, die door Ӧzcan Akyol is samengesteld.

Komische versjes worden afgewisseld met de nodige zelfspot en melancholisch en droevig werk. Het gedicht ‘Reddeloos’ eindigt met: ”ik groeide op voor galg en Riagg”. Grappig en mooi gevonden, maar het is ook een droevig gedicht. Dat Lévi Weemoedt niet direct het zonnetje in huis is blijkt ook uit onderstaand gedicht:

TEVREDENHEIDSTEST

De kwaliteit van mijn leven  – een cijfer gevend,  –daarbij rekening houdend- met de factor plezier, –ook geluk in de liefde –in ogenschouw nemend, –depressieve gedachtes als: ‘Wat doe ik nog hier?’ – Kom ik uit op een 4-

 Zijn verhalen kennen we al, maar het is goed dat Weemoedt met deze bundel weer even in de publiciteit is. Een lach, een traan en een opgetrokken wenkbrauw, het zit er allemaal in. De liefde voor taal wint het bij Weemoedt van de melancholie en de neerslachtigheid en dat houdt de schrijver op de been.

De mooie gebonden uitgave begint met een voorwoord van Ӧzcan Akyol en bevat 70 gedichten. De neiging om een gedicht voor de tweede of derde keer te lezen is groot. Met de samensteller van deze bloemlezing roep ik iedereen op deze man te (her)lezen.

reserveer dit boek