Meer dan 100.000 exemplaren gingen al over de toonbank. Moet dit boek nog onder de aandacht worden gebracht? Ja, dat moet. Met Stoner krijgt de lezer een verhaal voor z’n kiezen dat hem nog lang zal heugen.
Het speelt zich af aan het begin van de vorige eeuw en wordt verteld vanuit het perspectief van de hoofdpersoon, Willam Stoner. Als zoon van een eenvoudige boerenfamilie uit Booneville besluit hij –tegen de wil van zijn ouders- een universitaire studie te volgen in Columbia. Hij wordt universitair docent Engels en blijft een leven lang verbonden aan de campus.
Vanaf het moment dat hij in het huwelijksbootje stapt met Edith, een dame van goede komaf, beginnen de problemen. Na een teleurstellende huwelijksnacht ontwikkelt zich tussen de echtelieden een machtsstrijd. William Stoner wordt gemanipuleerd en geterroriseerd door zijn (geesteszieke) vrouw, die niet nalaat hun dochter Grace te gebruiken in dit ‘spel’.
Op zijn werk gaat het niet veel beter. Hij raakt in een ruzie verwikkeld met een doortrapte collega en wordt op alle mogelijke manieren tegenwerkt.
Stoner is het verhaal van een eenzame man die -ondanks alle ellende- zijn rug recht houdt en van het leven probeert te genieten. Als lezer zit je dicht op de huid van de hoofdpersoon. Je wilt ook voortdurend het verhaal binnenstappen om in te ingrijpen, omdat William Stoner alles gelaten over zich heen laat komen. Na het omslaan van de laatste bladzijde is deze kans verkeken en blijf je verbijsterd achter.
‘Heb je al leesvoer voor de feestdagen?’ vroeg een collega mij vlak voor kerst. Nee, dat had ik nog niet. ‘Dan moet je deze meenemen, echt een prachtboek!
Voor ik het wist lag er een heerlijk dikke roman voor mijn neus met de titel ‘Een Keukenmeidenroman’. Zowel de titel als de kaft waren nu niet bepaald waar mijn oog normaal gesproken op zou vallen, maar mijn collega heeft een goede smaak dus kreeg het boek het voordeel van de twijfel.
Gelukkig maar, want wat heb ik genoten van dit boek!
‘Een Keukenmeidenroman’ van Kathryn Stockett speelt zich af in het dorp Jackson, in het Mississippi van de jaren zestig, waar het toendertijd heel normaal was een zwarte hulp in de huishouding te hebben. Nu zijn de jaren zestig ‘slechts’ twintig jaar voor mijn tijd, maar ik kan er met mijn verstand niet bij dat er op deze manier met mensen om werd gegaan.
Ik las vol verbazing en met een kleur van verontwaardiging over de ‘Jim Crow wetten van het Zuiden’ waaraan ‘zwarten’ zich dienden te houden: ‘Negers en blanken mogen niet drinken uit hetzelfde fonteintje, ze mogen niet naar dezelfde filmhuizen, ze mogen geen gebruik maken van dezelfde sportvelden en telefooncellen’. Ik kan het niet geloven, is dit echt zo geweest? En nog maar zo kort geleden?
Toen ik het stuk las waarin door een blanke dame geëist wordt dat in iedere blanke woning een apart toilet wordt aangelegd voor de zwarte hulp, kreeg ik gewoon last van plaatsvervangende schaamte. De hulp mag wel alle huishoudelijke klussen doen en de verzorging van de (blanke) kinderen op zich nemen, maar van hetzelfde toilet gebruik maken, nee, dat mag dan weer niet. Een stukje uit het boek:
‘Hilly Holbrook introduceert het Sanitair Initiatief voor de Huishoudelijke Hulp, een maatregel ter voorkoming van ziektes. (-) Dames, wist u dat:
* 99% van alle ziektes van zwarten worden overgebracht door urine;
* blanken door vrijwel al deze ziektes permanent invalide kunnen raken, aangezien het ons aan de immuniteit ontbreekt die zwarten in hun donkere pigment meedragen;
* sommige bacteriën waarvan blanken dragers zijn ook schadelijk kunnen zijn voor kleurlingen?
Ik word er gewoon een beetje triest van. Toch is dit boek echt een aanrader. Eén van de blanke dames vindt de regels en wetten net zo zot als ik en besluit er een boek over te schrijven. Niet zomaar vanuit haar eigen perspectief, als blanke dame met hulp, maar vanuit de hulp. Ze weet uiteindelijk, na lang proberen, het vertrouwen te winnen van de hulp van haar beste vriendin en ze begint het boek met alleen dit verhaal. Uiteindelijk werken er dertien vrouwen mee aan het boek, dat, nadat het uitgegeven wordt, grote gevolgen heeft voor iedereen.
Naast alle spanning die het schrijven van het boek voor de inwoners van Jackson met zich meebrengt, gebeuren er gelukkig ook heel mooie dingen.
Wie in dit boek begint te lezen wil het in één zucht uitlezen, en terecht.
Richard Russo werd hier bekend met zijn roman Empire Falls het eerste boek dat van hem in het Nederlands werd vertaald. In de Verenigde Staten was dit zijn vijfde boek en het bracht hem de doorbraak naar een groot publiek en het leverde hem de Pulitzerprijs op.
Russo is geboren in 1949 in een kleine stad in het noordoosten van Amerika. Een bekende aanbeveling aan beginnende schrijvers is dat je moet schrijven over wat je weet. Het lijkt of Russo dit zich ter harte heeft genomen want zijn romans spelen voornamelijk in kleine steden in het noordoosten van zijn geboorteland.
In een literair verzorgde stijl schrijft hij met vloeiende pen over het kleinburgerlijke leven. Zijn hoofdpersonen zijn working-class, maar hij romantiseert het leven van de kleine Amerikaan niet. De dromen die botsen met de dagelijkse realiteit weet hij met overtuiging te beschrijven, waarbij hij de klassenverschillen tussen white-collar en blue-collar genadeloos blootlegt. Hij is een meester in het langzaam ontrafelen van de plaatselijke gemeenschap. Familierelaties, de geheimen die mensen met zich meedragen, laag voor laag pelt hij ze af.
Russo heeft zijn boek Empire Falls zelf bewerkt tot een miniserie voor kwaliteitszender HBO. Daarnaast heeft hij voor verschillende films het scenario geschreven. Dus zo gek is het niet als in recensies wordt gezegd dat zijn werk uiterst verfilmbaar is. Dit wordt hem door de “serieuze” literaire kritiek nog wel ’s verweten, tegelijk is het een aanbeveling voor iedereen die een mooi, leesbaar verhaal wil zonder dat je je afvraagt wat de schrijver bedoeld.
In een interview zegt hij op de vraag wat zijn inspiratie was om schrijver te worden: “Paul Newman* antwoordde op deze vraag dat hij acteur was geworden zodat hij niet in een sportzaak hoefde te werken. Ik ben gaan schrijven zodat ik niet een stratenmaker hoefde te worden, dat was mijn vakantiebaan in mijn jeugd.”
* In de miniserie Empire Falls speelt Newman een bijrol waarvoor hij een Emmy kreeg. In de verfilming van een eerder boek van hem, Nobody’s fool, speelt Newman de hoofdrol.
Niccolò Ammaniti is een van de populairste schrijvers in Italië en wordt daar gerekend tot de jonge kannibalen, schrijvers die hun inspiratie vinden in films als Pulp fiction, maar ook op televisie en op internet.
In Nederland is zijn boek Ik haal je op, ik neem je meelangzaam uitgegroeid tot een bestseller die zelfs bij de sigarenboer te koop is. Dat kan komen door de de aanbevelingen van Herman Koch en Kluun op de voorkant van het boek, maar met alleen een aanbeveling word je nog niet gelezen. Het is meer de aanstekelijke mix van fantasie, donkere verhaallijnen die elkaar kruisen, een rauwe stijl, de soms hilarische beschrijvingen, de gedenkwaardige personages, de onvermijdelijke rampzalige gebeurtenissen en mooie Italiaanse vrouwen.
In een interview bekende de schrijver aartslui te zijn en nog nooit een dag in zijn leven gewerkt te hebben. Merkwaardig als je zijn boeken leest, omdat de energie van de bladzijden spat.In zijn werk spelen jongens een opmerkelijke rol. In Zo God het wil is Christiano de spil van het verhaal. Hij is opgevoed door zijn alcoholische en gewelddadige vader en waar dit gegeven vaak grond is voor een dramatisch verhaal, is het hier bijna ontroerend te lezen hoeveel die twee van elkaar houden.
In dit boek en in Ik haal je op, ik neem je mee, het boek waarmee Ammaniti doorbrak, is de onvoorwaardelijke trouw tussen vader en zoon de enige manier om de vreselijke gebeurtenissen te lijf te gaan. In Italië vallen sommige critici over zijn gebrek aan inhoud en niet-literair taalgebruik, kritiek die als sneeuw voor de zon verdwijnt als je eenmaal bent begonnen in een boek van hem. Hij sleept je mee in een wereld die bruist, een wereld vol personages die met een paar penseelstreken tot leven komen. In een ander interview zegt hij dat als hij schrijft het verhaal als een film in zijn hoofd speelt. Zijn stijl is zeer visueel, bijna filmisch. Niet voor niets zijn een aantal van zijn romans en korte verhalen al verfilmd. In hele korte zinnen zet hij heel snel een scène neer. Uit Ik ben niet bang komt de volgende passage:
“Onder in dat hol lag een jongen. Hij lag op zijn zij, met zijn hoofd tussen zijn benen. Hij bewoog niet. Hij was dood. Ik bleef maar kijken, ik weet niet hoe lang. Er stond ook een emmer. En een pannetje. Misschien sliep hij. Ik pakte een steentje en gooide het naar hem. Het kwam op zijn bovenbeen terecht. Hij bewoog niet. Hij was dood. Morsdood.”
Zijn nieuwste roman is net uit onder de titel Laat het feest beginnen! Een satire op het hedendaagse Italië, een verhaal over macht, status, vriendschap en bedrog. Als je leest wat Berlusconi elke keer verzint om onder rechtsvervolging uit te komen kun je je afvragen of je daar in een satire nog overheen kunt.
Uit de Volkskrant van 4 februari: “Nadat het Italiaanse parlement zich met grote meerderheid heeft uitgesproken voor een nieuw wetje, de legittimo impedimento (legitiem verzuim), hoeft de premier de komende achttien maanden niet voor de rechters te verschijnen als hij daarvoor een goede reden kan aanvoeren.”
In de kritieken op zijn laatste roman wordt Ammaniti verweten zijn hand te overspelen met een grotesk verhaal. Misschien is dat wel nodig in een land als Italië om nog iets duidelijk te maken.
Bij de Tip vd Mnd hoort de prijsvraag in onze digitale nieuwsbrief. I.p.v. een boekenbon kunt u dit keer een gesigneerd exemplaar winnen van Laat het feest beginnen.
Februari is voor de boekenliefhebber een mooie maand. Zo vlak voor de Boekenweek komen uitgeverijen vaak met nieuwe boeken van hun topauteurs. Een nieuwe Mankell en een nieuwe Ammaniti in één maand. Daar wordt de lezer blij van.
Het is wel wat vreemd dat ik ruim een jaar geleden in de boekhandel geen titel van Ammaniti kon vinden en dat zijn goedkope heruitgaven nu zelfs bij de sigarenboer liggen.
In een interview met Vrij Nederland bekent de schrijver aartslui te zijn en nog nooit een dag in zijn leven gewerkt te hebben. Merkwaardig als je zijn boeken leest, omdat de energie van de bladzijden spat. Misschien gaat zijn energie daar in zitten. In Italië vallen sommige critici over zijn gebrek aan inhoud en niet-literair taalgebruik, kritiek die als sneeuw voor de zon verdwijnt als je eenmaal bent begonnen in een boek van hem. Hij sleept je mee in een wereld die bruist, een wereld vol personages die met een paar penseelstreken tot leven komen.
Zo God het wil is het eerste boek dat ik van hem las en dat me meteen pakte. Rauw, grappig, soms zelfs hilarisch, gedenkwaardige personages, verhaallijnen die elkaar kruisen, onvermijdelijke rampzalige gebeurtenissen en mooie Italiaanse vrouwen. In zijn werk spelen jongens een opmerkelijke rol. In Zo God het wil is Christiano de spil van het verhaal. Hij is opgevoed door zijn alcoholische en gewelddadige vader en waar dit gegeven vaak grond is voor een dramatisch verhaal, is het hier bijna ontroerend te lezen hoeveel die twee van elkaar houden. In dit boek en in Ik haal je op, ik neem je mee, het boek waarmee Ammaniti doorbrak, is de onvoorwaardelijke trouw tussen vader en zoon de enige manier om de vreselijke gebeurtenissen te lijf te gaan. Vreselijke gebeurtenissen die door verteltrant, de verschillende verhaallijnen, welhaast onvermijdelijk zijn. In Ik haal je op, ik neem je mee gebeurt iets waarvoor een personage uiteindelijke de volle verantwoordelijkheid voor neemt.
Deze maand is Dorsvloer vol confetti van Franca Treur de tip van de maand. Het boek beleeft herdruk na herdruk.
Het verhaal is in deze tijd van omvallende banken, boerkaverbod en rekeningrijden een kennismaking met een wereld waar het leven eenvoudig en duidelijk is. Het speelt in Zeeland en verhaalt over de 12-jarige Katalijne, dochter van bevindelijk gereformeerden. De schrijfster heeft geen autobiografie geschreven, wel heeft ze geput uit haar eigen herinneringen. Het dagelijkse leven op de boerderij staat volledig in het teken van geloof. Een geloof waarin het hiernamaals belangrijker lijkt dan het hier en nu. Dat paradijs is niet voor alle gelovigen. Slechts de door God uitverkorenen zullen een plaats krijgen. Als iemand gestorven is hopen nabestaanden op een teken van God dat hun dierbare opgenomen is.
Dat lijkt als buitenstaander tamelijk wreed. Een levenlang gebukt gaan onder oudtestamentische preken waarin de mens als zondaar wordt afgeschilderd, een levenlang zonder zonde proberen te leven en dan maar moeten afwachten of je uitverkoren bent. Toch is het boek licht van toon, met humor en door het perspectief van een 12-jarige die zich langzaam bewust wordt van het geloof en de twijfel die haar langzaam bekruipt. Ze begint vragen te stellen. Vragen die ze zichzelf stelt, omdat je met je twijfels niet terecht kan bij een ander.