Tagarchief: Sport

Dit is een goed stel hoor

Blijven hangen in het verleden raadt de schrijver niemand aan, maar zo nu en dan even omkijken kan een genoegen zijn. In Dit is een goed stel hoor blikt sportjournalist Theo Reitsma terug op 50 jaar sportgeschiedenis. Hij doet dit aan de hand van anekdotes en opvallende ervaringen van voornamelijk Nederlandse sporters op evenementen waar hij zelf nauw bij betrokken was.

Boek Theo ReitsmaTheo Reitsma werd veelal gezien als de beste commentator. Hij was in ieder geval mijn favoriete sportverslaggever. Uitstekend voorbereid,  nieuwsgierig en beschikkend over een arendsoog. Met liefde voor de sporten die hij volgde: voetbal, atletiek, honkbal en boksen. In dienst van de kijker zag hij het commentaar puur als ondersteuning van het beeld, zonder opsmuk en tierelantijnen en vooral niet om zelf de eerste viool te spelen. Slechts een enkele keer ging hij uit zijn dak; toen Marco van Basten in de finale van het  EK ’88 een prachtig doelpunt maakte:

GOED, OOHHH WAT EEN GOAL! WAT EEN SCHITTEREND DOELPUNT ZEG. JA, NIET TEGELOVEN ZOALS IE DIE BAL UIT DE LUCHT OPPAKT IN DIE HOEK DAAR. NIET TE GELOVEN WAT EEN WEERGALOOS DOELPUNT!

Of toen Ellen van Langen de 800 meter won op de Olympische Spelen van Barcelona ‘92. Sommige uitspraken zijn historisch geworden en komen in het boek terug. Op het WK voetbal van 1986 waren er nog niet zoveel camera’s en er was nog geen VAR. Maradona scoorde tegen Engeland en Reitsma riep resoluut; “En ik zeg hands”. Hij zat in de nok van een groot stadion, maar had het als een van de weinigen bij het rechte eind. Maradona beweerde later dat hij met de hand van God had gescoord.

Reitsma toont in het boek interesse voor de mens achter de sporter en heeft oog voor de politieke situaties, zoals de aanslag van de Palestijnen op de Israëlisch (Olympische Spelen München 1972) en de dwaze moeders tijdens het totalitaire regime van generaal Videla in Argentinië  (WK voetbal 1978). Ook krijgt de lezer een kijkje in de keuken van de sportredactie van de NOS. Met de afgeronde verhalen levert Reitsma vakwerk zoals we dat van hem gewend zijn. De titel van het boek verwijst naar het Europees Kampioenschap ‘88 waarop het winnende Nederlands Elftal op een bankje een feestje viert en Reitsma opmerkt: “Dit is een goed stel hoor”.

Na een gedegen HBS-B opleiding ontwikkelt Reitsma zich bij verschillende dagbladen in de (sport)journalistiek. Vanaf 1969 wordt Studio Sport zijn werkterrein met voetbal en atletiek als specialiteiten. Toch heeft honkbal zijn grote voorliefde en hij beleeft zijn ‘finest hour’ als het Nederlands honkbalteam het niet te kloppen Cuba een nederlaag toebrengt op de Olympische Spelen 2000  in Sydney. Na zijn carrière wordt Reitsma voorzitter van de Nederlandse honk- en softbal bond als waardering voor al zijn inspanningen en om de sport smoel te geven. In 2004 ontvangt hij de ere Nipkowschijf voor zijn hele oeuvre.

Sportboek van het jaar

Terug naar HilversumOoit bedacht Kees Jansma de oneliner: Voetbal is de belangrijkste bijzaak van het leven. Hij besloot te kiezen voor een carrière in de sportjournalistiek, met voetbal als specialiteit.

Terug naar Hilversum begint met het WK voetbal in Engeland (1966) en eindigt precies 50 jaar later met de dood van Johan Cruijff. Wat daar tussen zit is veel, heel veel. Van elk jaar worden twee opmerkelijke gebeurtenissen bij de kop gepakt. Kees Jansma is goed geïnformeerd, zit als journalist overal bovenop en beschikt over uitstekende contacten.

De schrijver kiest steeds zijn eigen (verrassende) invalshoek en geeft vaak informatie uit de eerste hand. In 1974 gaat het wel over het WK voetbal, maar niet over de verloren finale tegen West-Duitsland. De bal op de paal van Rob Rensenbrink blijft bij het WK 1978 in Argentinië onbesproken.

Jansma ontmoet de groten der aarde zoals Nelson Mandela en Mohammed Ali. Honderden (legendarische) topsporters komen langs. Van Abe Lenstra tot Bettine Vriesekoop en van Gerrie Kneteman tot Bart Veldkamp. Ook staat de schrijver uitgebreid stil bij zijn eerste stappen in de journalistiek en de concurrentiestrijd op de redactie van Studio Sport. Het boek gaat niet alleen maar over sport. Enkele hoofdstukken worden gewijd aan de politiek (DDR) en aan het familieleven van de schrijver.

Een tikkeltje opportunistisch is Kees Jansma wel. Studio Sport is zijn leven. Toch kiest hij voor het grote geld bij concurrent Sport 7. En hij maakt de overstap van journalist naar perschef bij het Nederlands Elftal. In die rol kan hij de spelers beschermen tegen opdringerige journalisten! Hij dweept met de succesvolle coach Louis van Gaal, die zichzelf in de media voortdurend als een hork presenteert.

Kees Jansma sleurt de lezer mee door 50 jaar sportgeschiedenis, in puntige hoofdstukjes met een kwinkslag hier en een knipoog daar. Je voelt als lezer dat hij plezier heeft in het schrijven. Het boek kan probleemloos mee in de nominatie voor Sportboek van het Jaar.

 

De geest van het spel


Wereldkampioen is Jan Timman nooit geworden. Als enige Nederlander bestijgt Max Euwe in 1939 de hoogste schaaktrede. Toch wordt Timman algemeen gezien als de grootste Nederlandse schaker ooit. De Russen Karpov en Kasparov waren een klasse apart, maar Timman werd beschouwd als ‘ The Best of the West’ en behoorde twintig jaar lang tot de absolute wereldtop.

In de biografie ‘De geest van het spel’ van John Kuipers wordt de unieke carriere van Jan Timman op meeslepende wijze beschreven. Het boek is ook een hommage aan de schaker, die bekend staat als een bon-vivant en met volle teugen van het leven geniet.

Na het stedelijk gymnasium van Amsterdam laat de jonge Timman de collegebanken links liggen en kiest voor een carrière als profschaker. Aanvankelijk reist hij met boezemvriend Hans Böhm in een busje door Europa om aan (snel)schaaktoernooitjes deel te nemen.
De ster van de jonge Amsterdamse grootmeester rijst snel en hij wordt door collega schakers geroemd om zijn openingsrepertoire, zijn strategisch inzicht en zijn eindspeltechniek. Over de hele wereld speelt hij invitatietoernooien, interzone toernooien en kandidatenmatches.
Hoogtepunt vormt de WK match van 1993 tegen Anatoli Karpov, die deels in Nederland en deels in Indonesië wordt gespeeld. Tot dat moment heeft hij zijn eeuwige rivaal 8 keer verslagen tegenover 28 nederlagen. Waar iedereen op hoopt lukt uiteindelijk niet. Timman wordt –definitief- geen wereldkampioen.

John Kuipers geeft in ‘De geest van het spel’ ook een mooi tijdsbeeld van de ‘60- er ‘70-er jaren van de vorige eeuw, waarbij de maatschappij aan grote veranderingen onderhevig was.
Timman is volgens de schrijver één van de laatste vertegenwoordigers van een generatie schaakromantici, waartoe ook Hein Donner behoorde.
Met de hedendaagse schaaktalenten heeft Timman volgens de schrijver weinig gemeen. Ze roken niet en houden evenmin van een goed glas. Met afgetrainde sportschoollichamen verschijnen ze aan het bord. Tijdens een toernooi een boom opzetten over de schrijver Dostojevski aan de bar van het hotel is er ook niet bij. Ze zitten op de hotelkamer achter hun laptop. De computer markeert misschien wel de overgang van schaken als levenhouding en schaken als professie.

John Kuipers maakt in de biografie veelvuldig gebruik van opmerkelijke citaten van grootmeesters. Ze zijn een welkome afwisseling op de vaak overvolle bladspiegel.

“ Ik trof in die jaren Hein Donner eens in de wandelgangenvan het IBM-toernooi. Hij liep daar met een sigaret, hield halt, nam nog een laatste trek en trapte toen zijn sigaret uit op het tapijt. Hij keek me daarbij veelbetekend aan. Dat vond ik heel goed, dat trok me heel erg aan. Ik stond stil, keek naar Donner en dacht: ja het is goed om beroepsschaker te zijn, dan doe je zulke dingen. Andere mensen doen dat niet”.

“Het is niet ongewoon dat schakersvrouwen tegen het einde van het toernooi in dure kledingzaken vertoeven: voorbereidingen worden getroffen om het prijzengeld in mode om te zetten“.

“Het liefst zou ik sterven als een gloeilamp, op respectabele leeftijd”.
(Jan Timman)

In het radioprogramma ‘Brands met boeken’ wordt de biografie uitgebreid besproken.
Naast de presentator zitten Jan Timman, Hans Böhm en de auteur van het boek aan tafel.