Tagarchief: Wielrennen

Wat een man!

Jean – Bart Jungmann

Tien jaar lang woonde hij in een kasteel en werd de koning van Limburg genoemd. Van Limburg én omstreken voegde hij er zelf altijd fijntjes aan toe. Volkskrant journalist Bart Jungmann heeft de biografie geschreven met de titel ‘Jean’. De ondertitel van dit boek zou kunnen luiden: Van kasteelheer tot zwerver.

In het voorwoord van wielerliefhebber Bert Wagendorp wordt Jean Nelissen (1936-2010) neergezet als een aimabele Limburger, larger dan live en voortdurend bezig met z’n eigen mythevorming. Na een korte carrière als wielrenner stort Jean Nelissen zich met hart en ziel op de journalistiek. Hij ontwikkelt zich tot een  nieuwsterriër, een geboren journalist die voortdurend op zoek is naar primeurs. Nelissen werkt niet bij de krant om vrienden te maken en is nooit te beroerd om met een primeur van een collega aan de haal te gaan. ‘De Neel’ heeft een enorme geldingsdrang en wil scoren. Soms wordt hem onbetrouwbaarheid verweten, omdat hij de waarheid mooier of lelijker maakt en halve leugens verkondigt.

Op het toppunt van zijn roem bewoont hij Kasteel Geulzicht. De kasteelheer heeft 42 kamers tot zijn beschikking. Als hij ’s morgens naar de krant gaat om een stukje te schrijven heeft hij 30 schilders aan het werk. Het onderhoud van het Kasteel kost hem handen vol geld en heeft misschien wel tot zijn financiële ondergang geleid.

Vanaf 1979 verslaat hij samen met Mart Smeets de Tour de France. Smeets leert hem kennen als een groot vakman die Nederland het wielrennen heeft bijgebracht. Een chroniqueur en verhalenverteller met een mooie stem. Toch was het niet allemaal rozengeur en maneschijn. Smeets leerde meer en meer de donkere kant van Nelissen kennen. Het geheim dat deze bourgondische Limburger lang met zich mee droeg betekende uiteindelijk zijn ondergang. Gevraagd naar een beschrijving van Jean Nelissen komt Smeets tot de volgende woorden: Wat een man, jezus wat een man!

Bart Jungmann is diep in de archieven gedoken en heeft er een mooi verhaal van gemaakt. Het boek is niet alleen een prachtig portret van het veelbewogen leven van een mijnwerkerszoon. Ook de mijnbouw in Limburg en de opkomst van de sportjournalistiek in de jaren 50 wordt goed beschreven. De lezer veert voortdurend mee met de hoofdpersoon en voelt zowel bewondering als medelijden. Maar de bewondering overheerst als met tegenzin de laatste bladzijde  wordt omgeslagen. Je denkt alleen nog maar: Wat een man!

 

Chapeau voor Ventoux

Ventoux
Ventoux

Je ziet ze veel, mannen van boven de veertig in strakke wielerkleding met een helm op het kalende hoofd. Rijdend op een lichtgewicht fiets, met een iets te breed achterwerk en in hun hoofd de gedachte dat ze eerder hadden moeten beginnen dan had het nog iets kunnen worden met dat fietsen. Wielrennen, de verlate droom.

Jaren geleden bezat ik een oranje racefiets, geen idee van welk merk. Nadat ik het rijwiel zes dagen in bezit had werd er vanuit Rinke’s Koffiebar in Sneek een tijdrit georganiseerd over de smalle weg bij de Potten. Hans B., de betere sportman, bezat als altijd meer dan genoeg zelfvertrouwen om met mij een weddenschap aan te gaan om de snelste tijd. Inleg 10 gulden. De ochtend van de tijdrit was het de tweede keer dat ik op m’n oranje fiets zat, toen nog gewoon in een voetbalbroekje. De eerste keer worstelde ik met de versnelling, de tijdrit begon ik daarom in het zwaarste verzet, hoefde ik daar niet mee bezig. Zes kilometer verder ik was 10 gulden en droge worst rijker. De worst was voor de zesde plaats en voor Hans als troost, want droge worst is aan mij niet besteed. Hans kom ik zo nu en dan weer tegen en veel lijkt er niet veranderd op zo’n moment.

Ventoux van Bert Wagendorp gaat over vriendschap en wielrennen. Een boek dat je terugbrengt naar je eigen jeugd en feilloos vertelt waarom vriendschappen jaren later nog net zo helder zijn Alsof je op de fiets stapt en de jaren wegtrapt. Chapeau al is het eind een beetje te veel eind goed, al goed.

Chris Cleave’s goud

Naar catalogus
Naar catalogus

Goud begint met een enerverende scène in de kleedkamer van het Olympische wielerstadion van Athene. Zoe en coach Thom wachten op het moment dat ze de finale sprint kan rijden. Door het gestamp van het enthousiaste publiek sijpelt kalk door de kieren in het plafond. De spanning voor de finale maakt Cleave voelbaar zonder dat we met Zoe de wielerbaan opgaan.

Na deze scène  springen we naar 2012 en maken we kennis met de hoofdpersonen. De gedreven en cynisch Zoe, haar vriendin en concurrent Kate en haar wielrennende echtgenoot Jack.

Met z’n drieën zitten ze vast in een driehoeksverhouding. Een driehoeksverhouding waarin professionele sport een belangrijke rol speelt en het verleden een schaduw werpt op de verstandhouding tussen de personages.

Spil van het verhaal is de dochter van Kate en Jack. Sophie is acht jaar en onder behandeling voor leukemie. Als Cleave vanuit haar perspectief schrijft, laat hij zien hoe goed hij is als schrijver. De tegenstelling tussen extreem gezonde topsporters en een doodziek kind wordt nergens sentimenteel door zijn strakke pen. Het verhaal is niet altijd even gemakkelijk door de perspectiefwisselingen, maar met Goud krijg je een boek waarin topsport en de gevolgen van een ernstige ziekte “prachtig” beschreven zijn.

Olympisch goud is het hoogst haalbare voor Zoe, Kate en Jack. Al relativeert Cleave in de woorden van Zoe wat dit goud waard is: “Mensen zien me op het podium staan en ze denken dat ze glorie zien, maar het enige wat ze zien is die ene glanzende minuut waarin ik uit de troep die ik gemaakt heb ben verrezen om daar te komen.” 

Eerder zijn Kleine Bij en Licht ontvlambaar op dit blog beschreven.